Nieuwe Stad Magazine
Beatrijslaan 76 A
B-3110 Rotselaar
nieuwe.stad@scarlet.be
www.nieuwestad.be
 

 

 

Het leven van Chiara Lubich

 

Michele Zanzucchi en Bennie Callebaut

 

Een uniek charisma met een rijkdom aan vruchten en perspectieven.

Een grote stroming van nieuw leven en denken.

Een volk ontstaan uit het evangelie.

 


‘De pen weet niet wat hij zal schrijven, de beitel niet wat hij zal beeldhouwen. Wanneer God een persoon in handen neemt om in de Kerk een van zijn werken tot stand te brengen, weet die persoon niet wat hij of zij zal gaan doen. Hij is een instrument. En dat kan, denk ik, ook voor mij gelden.’ Hiermee reikt Chiara zelf ons de sleutel aan om een geschiedenis te kunnen begrijpen die al duizend keer is verteld en die meestal begint met de aanhef: ‘Het was oorlog en alles stortte ineen…’ Het begon immers allemaal tijdens de Tweede Wereldoorlog, in een periode dat de Noord-Italiaanse stad Trente frequent werd gebombardeerd.

Vanuit wat toen gebeurde, ontstond een beweging waarin het handelen van God herkenbaar is. Chiara zelf zegt hierover: ‘Vruchtbaarheid en verspreiding stonden in geen verhouding tot welke menselijke kracht of inventiviteit dan ook; beproevingen, beproevingen, maar ook vruchten, vruchten, een overvloed aan vruchten. Instrumenten van God hebben meestal het kenmerk klein en zwak te zijn… Terwijl het instrument zich beweegt in zijn handen vormt hij het door middel van duizend en één pijnlijke en vreugdevolle tekenen van zijn liefde. Op die manier maakt hij het steeds geschikter voor de taak die het moet uitvoeren. Totdat het een zekere intuïtie heeft verkregen van wie God is, en zoveel kennis van zichzelf dat het kan zeggen: ik ben niets, God is alles. Toen mijn avontuur in Trente begon, had ik geen programma, ik wist van niets. Het idee, het project van de beweging bestond in God.’

 

De jeugdjaren van Silvia

Silvia is de doopnaam van Chiara. Ze wordt geboren in Trente op 22 januari 1920 als tweede van vier kinderen. Haar vader, Luigi Lubich, komt uit een typisch arbeidersmilieu. Hij werkt eerst als typograaf en is een tijd bij dezelfde socialistische krant werkzaam als Benito Mussolini, maar na de Eerste Wereldoorlog zet hij een kleine wijnhandel op, die hij moet sluiten tengevolge van de economische crisis van 1929. Van overtuiging is hij een socialist. Later, als Mussolini in Italië het extreem-rechtse fascistische regime installeert, wordt vader Luigi een onverzettelijke antifascist. De moeder van Silvia, Luigia, is een diepgelovige vrouw die meer werk maakt van authentieke beleving en van de zorg voor een open sfeer in huis dan van uiterlijke vroomheid. Gino, Silvia’s broer, onderbreekt tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn studies geneeskunde om deel te nemen aan - en later de leider te worden van - het ondergrondse verzet in de beroemde Garibaldibrigade. Aangehouden en gefolterd door de SS slaagt hij erin niemand te verraden en met deze hoogstaande reputatie geniet hij na de oorlog een groot moreel aanzien. Daarna wordt hij een gevierd journalist bij de communistische krant L’Unità, tot de opstand van Boedapest in 1956 hem de partij doet verlaten en hij de geloofsovertuiging uit zijn kinderjaren terugvindt.

Enkele gebeurtenissen uit de kinderjaren van Chiara worden beschreven door Igino Giordani (1894-1980), schrijver en parlementslid, die Chiara in 1948 leerde kennen en medestichter werd van de Focolarebeweging. Deze episode speelt zich af in 1930: ‘Op een dag liep ze over straat met haar huppelpasjes waardoor haar persoontje als een dansend lichtvlekje leek. Toen ze het einde van de Via del Torrione bereikte, voelde ze zich plotseling uitgenodigd tot het martelaarschap. Een duidelijke uitnodiging, heel onverwacht... Verbaasd bleef ze stilstaan, keerde haar gezichtje naar de hemel en antwoordde “ja”.’
Als Silvia achttien is, haalt ze met uitstekende cijfers haar diploma van onderwijzeres. Ze wil verderstuderen en probeert daarom toegelaten te worden aan de katholieke universiteit van Milaan. Maar tevergeefs. Bij het toelatingsexamen eindigt ze - na een hele rits aanbevolen kandidaten - als vierendertigste, terwijl er maar drieëndertig beurzen beschikbaar zijn. In huize Lubich is er geen geld genoeg om haar in een andere stad verder te laten studeren en Silvia ziet zich genoodzaakt om te gaan werken. Later zal ze zich toch kunnen inschrijven aan de universiteit van Venetië zonder evenwel de lessen op een normale manier te kunnen volgen.

Vanaf het schooljaar 1940-1941 geeft ze les aan wezen in het Trentse Opera Serafica. Giordani beschrijft ook de onderwijzeres Silvia Lubich; zijn woorden laten iets van haar pedagogische aanpak zien: ‘Wanneer ze de klas binnenkwam, bescheiden, kalm, zonder boos te kijken naar wie herrie schopte of kattenkwaad uitstak, liep ze recht naar haar lessenaar. En terwijl ze naar voren liep, daalde het stemgeluid in de klas en werd het stil. Iets heiligs kwam binnen en iedereen merkte dat. Ze hoefde niet luid te spreken. Alles deed ze op een vriendelijke manier. De kinderen pasten zich aan haar aan en kwamen tot rust. De discipline was een gevolg van hun respect voor haar. Zij kon zich één maken met de kinderen die voor het eerst naar school kwamen en één met de oudere leerlingen, op weg naar de volwassenheid. Ze gebruikte de didactische methode van Jezus: ze heiligde zichzelf om hen te heiligen en beminde iedereen zoals zichzelf.’


De reis naar Loreto

De definitieve start van alles wat zal volgen, wordt een reis in 1939. ‘Ik was uitgenodigd - zo schrijft Chiara later - op een congres van afgevaardigden van de Italiaanse Katholieke Actie, in Loreto, waar volgens de traditie in een grote burchtkerk het huisje wordt bewaard van het gezin van Jozef, Maria en Jezus van Nazareth. Ik volgde samen met alle anderen een cursus, maar zodra ik kon, haastte ik me naar die plaats. Ik knielde neer naast de muur die zwartgeblakerd was van de kaarsen. Iets nieuws en goddelijks omgaf me en verpletterde me haast. In gedachten zag ik het leven van de drie bewoners voor me. Alle drie hadden ze hun leven ter beschikking gesteld van God. “Maria heeft dus hier gewoond”, zei ik tot mezelf. “Jozef zal door de kamer zijn gelopen van daar naar daar. Jezus als kind zal hier jarenlang in hun midden hebben gewoond. De muren zullen zijn kinderstemmetje hebben gehoord…” Elke gedachte drukte zwaar op me, mijn hart kromp ineen en de tranen rolden ongecontroleerd. In iedere pauze rende ik steeds weer naar die plek. En op de laatste dag - de kerk was stampvol met jongeren - kwam er een heldere gedachte in me op, die ik nooit meer zou vergeten: je zult gevolgd worden door een grote groep mensen die hun leven geven aan God.’
Vanuit Loreto keert Chiara terug naar haar bezigheden in Trente. De pastoor die haar in die maanden van dichtbij had gevolgd, ziet haar stralen van blijdschap en vraagt haar of ze haar weg heeft gevonden. Haar antwoord is voor hem een beetje ontgoochelend, want de jonge vrouw kan alleen maar zeggen dat ze de drie toen bekende roepingen niet als de hare kan zien: noch het klooster, noch het huwelijk, noch de toewijding aan God in de wereld is haar weg. Daar blijft het bij.


7 december 1943

In de jaren na het bezoek aan Loreto, tot 1943, gaat Silvia verder met studeren, werken en zich inzetten voor de Kerk. Bij haar toetreding tot de derde orde van Franciscus neemt ze de naam Chiara aan, ‘de mooiste kopie van de poverello, Franciscus’, schrijft Giordani.
In 1943 is ze drieëntwintig jaar. Op een dag gaat ze melk halen in een gehucht dat Madonna bianca - witte Madonna - heet. Haar zusjes hebben het verzoek van hun moeder afgewimpeld omdat het zo koud is buiten. Onderweg begrijpt Chiara dat God haar roept: ‘Geef je helemaal aan mij.’ Ze verliest geen tijd en in een brief vraagt ze aan een pater kapucijn, Casimiro Bonetti, toestemming om haar leven officieel aan God toe te wijden. Op 7 december 1943, ’s morgens om 6 uur, zet ze de stap.
Op die dag heeft Chiara niet de bedoeling om wat dan ook te stichten. Ze ‘trouwt’ eenvoudigweg met God. Hij is nu ‘alles’ geworden voor haar. Pas veel later wordt deze dag gezien als het symbolische begin van de Focolarebeweging. In ieder geval is op die 7de december 1943, zoals Chiara later beschrijft, ‘haar innerlijke vreugde onverklaarbaar, onbekend, maar ook aanstekelijk’.


De eerste vriendinnen

Aanstekelijk. Geen enkel adjectief lijkt geschikter om aan te geven wat er gebeurde in de maanden daarna. Chiara heeft al contact met een aantal jongeren en enkelen van hen willen haar weg nu volgen: Natalia Dallapiccola als eerste, dan Doriana (Dori) Zamboni en Giosi Guella, vervolgens Graziella De Luca, de twee zusjes Gisella (Gis) en Ginetta Calliari, Bruna Tomasi en Aletta Salizzoni. Het gebeurt allemaal ondanks het feit dat de weg van het focolare nog helemaal niet duidelijk is, behalve dan ‘het absolute, evangelische radicalisme’ van Chiara.
Het oorlogsgeweld heeft intussen ook Trente bereikt en in diezelfde maanden beginnen de bombardementen boven de streek. Puinhopen, ruïnes en doden... Chiara en haar nieuwe metgezellen spreken af om bij ieder bombardement in de schuilkelders bij elkaar te komen. Het verlangen om samen te zijn en steeds nieuwe manieren te ontdekken om het evangelie in praktijk te brengen, is zeer sterk aanwezig bij deze jonge mensen na die eerste intuïtie die als een bliksemflits was geweest en die hen ertoe had gebracht om de God van de liefde tot centrum te maken van hun leven. ‘Iedere gebeurtenis raakte ons diep’, zal Chiara later vertellen, ‘en de les die God ons bood door de omstandigheden was overduidelijk: alles is ijdelheid der ijdelheden, alles gaat voorbij. Maar tegelijk legde hij in mijn hart een vraag voor ons allemaal en daarmee ook een antwoord: “Bestaat er een ideaal dat niet sterft, dat door geen enkele bom kan worden weggevaagd en waaraan we onszelf kunnen geven?” Ja, het is God. We besloten om van hem het ideaal van ons leven te maken.’


De privélessen aan Dori

We zijn in de lente van 1944. Chiara is aan Dori, aan wie ze al een tijdje privélessen geeft, het denken van Kant aan het uitleggen. ‘Haar methode was’, vertelt Dori zelf, ‘om iedere filosoof lief te hebben, zowel de ene als de andere en op die manier te trachten om hen te begrijpen en hun redeneringen te volgen. We waren bij Kant aangekomen en waren letterlijk enthousiast over zijn ideeën… Maar deze studie haalde ons weg uit de evangelische helderheid die we in die periode ontdekten door de woorden van het evangelie in praktijk te brengen. Chiara zei toen: “Laten we stoppen en onze geloofsbelijdenis uitspreken. Het systeem van Kant is niet de toegang tot het eeuwig leven.”’ En Chiara begint Dori te onderhouden over wat ze op datzelfde moment begrijpt: de verrijzenis van het lichaam. ‘Een subliem moment’, herinnert Dori zich, zonder uiteraard het discours zelf nog te kunnen oproepen.

In de maand mei van 1944 zijn de meisjes bijeen in de kelder van het huis van Natalia Dallapiccola. Bij kaarslicht lezen ze in het evangelie, zoals het hun gewoonte is geworden. Ze openen het boek op een willekeurige plaats en komen terecht bij het gebed van Jezus vóór zijn sterven: ‘Vader, mogen allen één zijn’ (Joh 17,21). Het is een mooie maar ook moeilijke tekst, dat testament van Jezus waarop exegeten en theologen de hele geschiedenis door gestudeerd hebben, maar dat in die tijd een beetje was vergeten. Voor de meesten was het wat te mysterieus. En dan stond er dat woord ‘eenheid’ in, dat opgenomen was in het taalgebruik van de communisten die er het alleenrecht op leken te claimen. ‘Maar deze woorden leken één voor één duidelijk te worden - schrijft Chiara nadien - en we kregen de indruk dat wij geboren waren voor die bladzijde van het evangelie.’ Een tijd later, op Kerstmis 1946, kiezen de meisjes een motto dat samenvat wat ze begrepen hebben: ‘De eenheid of de dood.’

Op een dag vraagt een priester hen: ‘Weten jullie wanneer Jezus het meest geleden heeft?’ Overeenkomstig de algemene opvatting van die dagen antwoorden ze: ‘Bij zijn beproeving in de Hof van Olijven.’ Maar de priester zegt: ‘Nee, Jezus heeft het meest geleden toen hij op het kruis uitriep: “Mijn God, mijn God, waarom heb je me verlaten?”’ Diep onder de indruk zegt Chiara tot haar vriendinnen wanneer ze weer alleen zijn: ‘We hebben maar één leven, laten we het zo goed mogelijk besteden! Als het grootste lijden van Jezus is geweest dat hij door zijn Vader verlaten werd, dan willen we de verlaten Jezus volgen.’ Vanaf dan zal deze Jezus voor Chiara haar ‘bruidegom’ zijn, degene die écht telt in het leven.

 

 

Het huisje van Piazza Cappuccini

Intussen woedt de oorlog in alle hevigheid. Hun families zijn voor een groot deel geëvacueerd naar de bergvalleien rondom, maar zelf besluiten ze om in Trente te blijven: sommigen vanwege hun werk of hun studie, anderen - zoals Chiara - om niet de vele personen in de steek te laten die zich rondom hen beginnen te verzamelen. Chiara vindt onderdak bij een kennis, een zekere Carmela, totdat ze in september van 1944 een woning vindt: Piazza Cappuccini 2, in een buitenwijk van Trente, waar zij en haar eerste vriendinnen hun intrek nemen. Dit is het eerste focolare. Het is een bescheiden appartementje met twee kamers, gelegen aan een pleintje met bomen aan de voet van de Kapucijnerkerk. Ze noemen het appartement ‘het huisje van de liefde’, of eenvoudigweg ‘het huisje’ - ‘la casetta’.

De meisjes die hier nu wonen en ook de personen met wie ze in contact zijn, bemerken een kwaliteitssprong in de omgang met elkaar. Ze hebben de indruk dat Jezus zijn belofte onder hen vervult: ‘Waar twee of drie personen in mijn naam bij elkaar zijn, daar ben ik in hun midden’ (Mt 18,20). Ze willen hem niet meer kwijt en doen er alles aan om te vermijden dat zijn aanwezigheid verdwijnt door hun schuld. ‘Heel veel later’, zal Chiara zeggen, ‘zullen we begrijpen dat dit in de kiem en op zijn eigen manier een reproductie was van het huisje van Nazareth: een samenleving van ongehuwden - en al gauw ook van gehuwden - met Jezus in hun midden.’ Dat is het focolare, de vuurhaard, waar het vuur van de liefde de harten verwarmt en de geesten vervult. ‘Maar om hem bij ons te hebben’, legt Chiara aan haar vriendinnen uit, ‘moeten we “bereid zijn ons leven voor elkaar te geven”. Jezus is geestelijk en ten volle in ons midden aanwezig wanneer we op die manier verenigd zijn. En hij heeft ook gezegd: “Laat hen allen één zijn, Vader, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden.”’

Rondom Chiara en de meisjes gebeurt een indrukwekkend aantal dingen. Er zijn allerlei mensen die mee willen doen met dit ‘leven voor de eenheid’. Velen veranderen van levensstijl. Wankele roepingen vinden een steviger bodem en nieuwe roepingen worden geboren. Al heel gauw, bijna meteen, beginnen ook jongens en volwassen mannen de meisjes van het focolare te volgen. Maria Tecilla, de zus van de eerste mannelijke focolarino, herinnert zich: ‘Er waren niet alleen maar focolarini, er was een hele gemeenschap van mensen, huismoeders, vroegere leden van de derde orde van Franciscus, en ook oudjes...’
Van die periode blijven vooral de drukbezochte, levendige samenkomsten op zaterdagmiddag om 15 uur in de Massaiazaal in de herinnering. Daar vertelt Chiara ervaringen die ze beleeft vanuit het evangelie en ze spreekt er over de eerste ontdekkingen van wat later de ‘spiritualiteit van de eenheid’ zal worden. De vurigheid waarmee er daar geleefd wordt, groeit verrassend uit in de breedte en al in 1945 willen enkele honderden mensen - van alle leeftijden, van alle roepingen en sociale milieus, mannen en vrouwen - delen in dit ‘ideaal’ van de meisjes van het focolare. En in de kleine gemeenschap beginnen ze niet alleen hun ervaringen, maar ook hun beperkte materiële bezittingen in gemeenschap te brengen, zoals dat gebeurde in de eerste christengemeenschappen.


Tot de uiteinden van de aarde

In het evangelie vinden ze de zin: ‘Geef en jou zal gegeven worden.’ Het zijn woorden die ze omzetten in de dagelijkse praktijk. Het groepje jongeren en hun talrijke vrienden geven en blijven geven. Ze geven en ze ontvangen, ze ontvangen altijd, ze blijven ontvangen. Is er in huis maar één ei over voor allemaal? Ze schenken het weg aan een arme die aan de deur klopt. Diezelfde morgen legt iemand een zakje met eieren aan de deur.
Ze lezen: ‘Vraag en je zult verkrijgen.’ Ze vragen erop los voor de vele behoeften. Niet voor zichzelf, maar voor hun medemensen in nood. En midden in de oorlog komen er zakken meel, flessen melk, blikken jam, bundels hout, overjassen. En het komt vaker voor dat in ‘het huisje’ de meisjes en de armen kriskras door elkaar aanzitten aan de mooi gedekte tafel.

Op de feestdag van Christus Koning in 1945 zijn Chiara en haar metgezellen in de kerk. Ze richten zich tot God met de eenvoud van wie weet wat het wil zeggen kind te zijn van een Vader: ‘U weet hoe de eenheid tot stand wordt gebracht, het is uw wens: “laat allen één zijn”. Hier zijn we, gebruik ons als u wilt.’ De liturgie van die dag fascineert hen: ‘Vraag het mij’, zegt de psalm, ‘en ik zal u de volkeren in bezit geven en alle landen tot aan de uiteinden van de aarde.’ En in al hun evangelische eenvoud vragen ze om niets minder dan ‘de uiteinden van de aarde’. Want voor hen is God almachtig.
Hun gedrag wekt verbazing bij wie hen ontmoet. Wat betreft hun radicaliteit is volgend verhaal tekenend: terwijl de oorlog nog in volle gang is, gaan Gino, de broer van Chiara, en een collega arts - alle twee communisten - Chiara, die ziek is, opzoeken aan het Kapucijnerplein. De arts heeft iets gehoord over het werk van de focolarina’s, meer in het bijzonder over hun gemeenschap van goederen. Hij wil zijn bewondering daarvoor uitspreken en vraagt: ‘Waar halen jullie de moed vandaan?’ Als enig antwoord wijst Chiara naar een kruisbeeld in het vertrek. Dan voegt hij eraan toe: ‘Dat wat jullie doen voor een paar mensen, dat zijn wij communisten aan het voorbereiden voor de hele wereld.’ En Chiara: ‘Wij zijn met weinigen, we zijn pope (Trents dialect voor kinderen) en we zijn arm. We zullen zien wie de eersten zullen zijn.’
Dit alles kon de stad Trente en ook de Trentse kerk niet onverschillig laten.


Gevraagd bij de bisschop

Een bepaalde zin uit het evangelie had Chiara en haar vriendinnen al bijzonder getroffen: ‘Wie naar u luistert, luistert naar mij.’ Wie naar de bisschop luistert - leidden ze daaruit af - luistert naar Christus. In de laatste maanden van de winter 1944-45 laat de bisschop hen bij zich roepen. Chiara maakt zich een beetje bezorgd, niet wetend wat de bedoeling is. Ze presenteren zich in het indrukwekkende bisschopshuis aan de Piazza Fiera en vertellen wat ze doen in de stad. Het is een soort revolutie die vanuit hun leven aan het groeien is. Niettemin zijn ze bereid om, zoals ze duidelijk aangeven, alles op te geven wat ze in die intense maanden hebben opgebouwd als de bisschop het zelfs maar zou wensen. ‘In de bisschop - redeneren ze - is het God die spreekt’, en alleen God is degene die voor hen telt. Mgr. Carlo De Ferrari luistert en zegt vervolgens woorden die in de annalen van de beweging bewaard zullen blijven: ‘Hier is de hand van God.’ Zijn goedkeuring en zijn zegen zullen de beweging vergezellen tot aan zijn dood.

Vanaf dat ogenblik wijken bijna onmerkbaar de grenzen van de regio: ze worden uitgenodigd in Milaan, Rome, Sicilië; en overal bloeien er christelijke gemeenschappen op van het soort dat in Trente is ontstaan.
In deze context duikt onverwachts de figuur op van Igino Giordani. Hij gooit om zo te zeggen de ramen van het kleine appartementje van het Kapucijnerplein open voor de wereld en beseft meteen dat dit charisma heel wat bestaande schema’s doorbreekt. Hij wijst op de universele betekenis ervan. De beweging die ontstaat, beperkt zich niet alleen tot de religieuze wereld en tot de katholieken, maar heeft iets te betekenen voor de hele mensheid. Giordani maakt duidelijk dat de spiritualiteit van de eenheid die vorm krijgt een ware theologische en sociale revolutie in zich draagt. Een revolutie… ook op het terrein van het denken.

In de zomer van 1949 zoekt Giordani Chiara op die voor een rustperiode naar Tonadico is gegaan, in de vallei van Primiero in de Dolomieten. Heel de gemeenschap beleeft in die weken intens de passage uit het evangelie over de verlatenheid van Jezus op het kruis. Op 12 juli schrijft Chiara: ‘De verlaten Jezus! Belangrijk is dat wij wanneer hij voorbijkomt, goed weten te luisteren naar wat hij ons te zeggen heeft, want hij wil ons altijd weer nieuwe dingen duidelijk maken. De verlaten Jezus wil ons volmaakt zien. Hij is onze enige leermeester en hij maakt van alle omstandigheden gebruik om ons te vormen, om de hoekjes van ons karakter af te ronden, om ons te heiligen. Het enige dat wij moeten doen is tussen de stemmen van de omstandigheden zijn stem onderscheiden. Alles wat er om ons heen gebeurt, is als een koorzang van de liefde van God voor ons.’

Vier dagen later, op 16 juli, begint de periode die bekend staat als ‘Paradijs van 1949’. Chiara schrijft daarover: ‘We spanden ons in om concreet “niets” te zijn zodat Jezus in ons kon leven. Tijdens de communie die we herontdekten als band van eenheid, hebben Igino Giordani en ik aan Jezus gevraagd om ons - juist vanuit ons beleven van ons “niets” zijn - met elkaar te verenigen zoals alleen hij dat kon. En door een bijzondere genade hebben we mogen ervaren wat het betekent een levende cel te zijn van het mystieke Lichaam van Christus. Het betekende als Jezus zelf ons te bevinden in de schoot van de Vader. Spontaan kwam het woord “abbà, vader” over onze lippen. Daarna begon er een periode van licht waarin het leek of God ons iets wilde laten begrijpen van zijn plan met onze beweging. We begrepen ook vele geloofswaarheden op een nieuwe manier, in het bijzonder wie de verlaten Jezus was voor de mensen en voor de schepping. Deze ervaring was voor ons zo sterk dat we meenden dat verder heel het leven zo hemels en vol licht zou zijn. Maar de werkelijkheid die daarop volgde, was die van iedere dag. In het bruuske ontwaken, waarin we om zo te zeggen “weer op aarde belandden”, was er maar één die ons de kracht gaf om nog te leven.’
Op een stuk papier met het briefhoofd van de Italiaanse Kamer van Volksvertegenwoordigers dat Giordani haar had gegeven, schrijft Chiara dan in één ruk die meesterlijke tekst die begint met de woorden: ‘Ik heb op aarde maar één bruidegom, Jezus in zijn verlatenheid op het kruis.’ Het inzicht dat de gekruisigde en verlaten Jezus de weg is tot de eenheid is nu definitief: ‘Ik zal door de wereld gaan en hem zoeken, elk ogenblik van mijn bestaan’, staat verder op het blaadje te lezen.

Het zijn niet alleen maar woorden. In 1959 proberen enkele focolarino’s met wisselend succes het communistische Duitsland achter het IJzeren Gordijn te bereiken. Iemand vraagt op een onverwacht moment aan Chiara waarom de beweging zich wil uitbreiden in die zo duistere hoek van Europa, waar elke vorm van evangelisering onmogelijk lijkt. Het antwoord komt overdonderend: ‘Omdat we Jezus in zijn verlatenheid liefhebben.’

 

 

Een paradoxale situatie

Al in de jaren ’40 in Trente had de beweging in de katholieke wereld vragen opgeroepen vanwege al het nieuwe dat ze op gang bracht. Maar vooral vanaf het ogenblik dat de focolares zich in de jaren ‘50 uitbreiden over heel Italië beginnen de Kerk van Rome en de Italiaanse bisschoppen de opkomende beweging aan een diepgaand onderzoek te onderwerpen. Want deze beweging past niet in de traditionele canonieke kaders en het vele nieuwe veroorzaakt bij enkele kerkverantwoordelijken nogal wat pastorale en leerstellige bezorgdheid.
Er ontstaat een paradoxale situatie die zo’n vijftien jaren duurt. Van de ene kant vinden de Italiaanse bisschoppen het noodzakelijk de nieuwe werkelijkheid grondig te onderzoeken, van de andere kant worden degenen die het charisma van de eenheid volgen zich er steeds meer van bewust ‘dat ze Kerk zijn’. Ondertussen groeit de beweging bijna explosief, iets wat niet meteen verklaard kan worden vanuit de kerkelijke omstandigheden.

In Pistoia, bij Firenze, leert Pasquale Foresi het ideaal van de eenheid kennen. Hij is, volgens de overtuiging van Chiara zelf, een van de medestichters van de beweging. Juist in die tijd komt de beweging in contact met de grote uitdagingen die het maatschappelijk leven beroeren. Zo is er bijvoorbeeld voor de Italiaanse Kerk de confrontatie met het communisme. De broer van Chiara en enkelen van de allereerste focolarino’s komen uit marxistische kringen. Er is de moeilijke situatie van het naoorlogse Italië. De grondlegger van de Italiaanse Democrazia Cristiana, Alcide De Gasperi, ontwikkelt hartelijke banden met Chiara. En er groeit het bewustzijn dat de verdeeldheid tussen christenen een schandaal is.
In die jaren verspreidt de beweging zich snel in bijna alle landen van Europa. Tussen 1958 en 1967 bereikt ze de vijf werelddelen.


Niet zonder pijn

Niet lang na de start van de beweging beginnen de beproevingen, ‘zoals dat past in de goddelijke logica’, meent Chiara. Zware innerlijke beproevingen, maar vooral de spanning en de onzekerheid vanwege het lange, diepgaande onderzoek van de Kerk. Chiara schrijft: ‘We weten het: voor het leven moet worden betaald. Het leven dat via ons vele mensen bereikt, wordt op deze manier voortgebracht. Alleen wie door de vrieskou gaat, bereikt het vuur.’ En nog: ‘Er was vooral één gedachte die altijd weer bij me opkwam. Ze kwam voort uit de meest pijnlijke innerlijke beproeving. Ik had begrepen wie ik was en wie hij was. Hij alles, ik niets. Hij kracht, ik zwakte. En het was vooral mijn zwakheid die me de overtuiging gaf dat de vele vruchten die we voortbrachten slechts het gevolg konden zijn van het werk van God.’

Chiara vergelijkt deze periode met ‘een opeenvolging van pijnen die lijken op de weeën voor de geboorte van een kind, echo’s ook van de schreeuw van Jezus in zijn verlatenheid. Die pijnen hadden altijd eigenlijk maar één enkele reden: de vrees dat de beweging ontbonden zou worden. Maar Jezus in zijn verlatenheid op het kruis is niet wanhopig geweest. Sommigen bestempelen zijn schreeuw als een klacht. En ‘klacht’ hebben we als titel gegeven aan de volgende paar zinnen: “We zijn moe, Heer, we zijn moe onder de last van het kruis. En bij ieder klein kruis lijkt het ons onmogelijk de grotere te dragen. We zijn moe, Heer, we zijn moe onder de last van het kruis. Onze droefheid verstikt onze stem, en we drinken bittere tranen. Verhaast het uur van aankomst, want voor ons is het hier geen plaats van blijdschap meer. Er is alleen troosteloosheid. Want het goede dat we liefhebben, is helemaal hierna, terwijl we hier moe zijn, al te moe, onder de last van het kruis. Maria staat naast ons, mooi maar bedroefd. Moge zij in haar eenzaamheid ons helpen in onze eenzaamheid, die van nu”.’


Goedkeuring door de Kerk

De lang verhoopte goedkeuring door de Kerk komt op 23 maart 1962. De beweging is dan in bijna alle werelddelen verspreid. Chiara geeft een paar jaar later het volgende commentaar: ‘Het onderzoek duurde lang. In haar eeuwenoude ervaring en wijsheid heeft de Kerk als een vader dit nieuwe initiatief bestudeerd.’ Chiara is nooit afgeweken van haar absolute vertrouwen in de Kerk. En meermaals heeft ze aan haar naaste vrienden toevertrouwd dat, indien er een moment moest komen dat de beweging zou moeten worden ontbonden, zij gevolg zou geven aan deze beslissing.

Vanaf dat ogenblik valt de geschiedenis van de stichtster nog meer dan tevoren samen met die van de beweging. Zo vormen er zich verschillende ‘roepingen’, die van elkaar verschillen, maar die gedragen worden door dezelfde radicaliteit. In 1956, het jaar van de Hongaarse opstand die door de Sovjetinvasie op bloedige wijze in de kiem wordt gesmoord, ontstaan de ‘vrijwilligers van God’, een term die paus Pius XII gebruikt in een oproep aan de christenen. Tegelijkertijd ontstaan verschillende bloeiende bewegingen voor jongeren, voor gezinnen, voor parochies,…

In 1961 begint de geest van de beweging door te dringen bij christenen van andere kerken. Dat God hier de hand in heeft, kan opgemaakt worden uit het feit dat Chiara in 1950 op een vraag van de oecumenespecialist pater Boyer stellig had ontkend dat de beweging een oecumenisch karakter had. ‘Maar God wachtte me op bij de volgende etappe’, zal ze later zeggen.


Moderne ontwikkelingen

Na de eerste goedkeuring door de Kerk, voorzien van de handtekening van paus Johannes XXIII, zijn er onder paus Paulus VI verschillende audiënties en verdere goedkeuringen.
In 1967 ontwikkelt zich in heel de wereld de tweede generatie, de Gen, waaruit achtereenvolgens ook de derde en vierde generatie ontstaan. Het zijn de jaren van de drumstellen en de gitaren, van de officiële muziekgroepen van de beweging en van talrijke muziekgroepen en -groepjes die de Gen overal beginnen. In 1975 is er hun eerste grote openbare optreden. Vijfentwintigduizend jongeren bezetten tot de laatste plaats het Sportpaleis van Rome, de arena van rockconcerten en van politieke manifestaties.
Het is ook een periode van intensieve sociale inzet. Rondom de verschillende roepingen die er zijn gekomen en die zich door een ‘genetische onmogelijkheid’ niet kunnen beperken tot een warm groepje ‘brave christenen’, ontstaan in die jaren geledingen met een sterke breedtewerking: rondom de gehuwde focolarini de beweging Nieuwe Families, rondom de vrijwilligers de beweging Nieuwe Mensheid, rondom de diocesane priesters een priesterbeweging en een parochiebeweging.

Ook op het terrein van de oecumene vindt er een stroomversnelling plaats. Op 13 juni 1967 begint een wel zeer bijzonder contact tussen Chiara en Athenagoras I, patriarch van Constantinopel, een van de grootste persoonlijkheden van de twintigste eeuw, een monument van liefde, wijsheid en inzicht. Ondanks dat wilde hij, zoals hij bij meerdere gelegenheden nodig vond te benadrukken, ‘een eenvoudige focolarino’ zijn. Chiara schrijft: ‘Van hem heb ik geleerd om alle volkeren lief te hebben, om het goede te vinden in iedereen. Hij sprak over niemand ooit woorden van afkeuring. Hij was werkelijk groot, Athenagoras, en ik zal hem nooit kunnen vergeten. Hij was het die ons de schoonheid van de orthodoxe Kerk heeft doen zien. Van hem hebben we begrepen dat men in het Oosten de nadruk op het leven legt, dat wil zeggen het omzetten van de waarheid in leven.’

Op cultureel gebied begint het tijdschrift Ecclesia met Pasquale Foresi de meest vernieuwende punten van de spiritualiteit van de eenheid theologisch te verwoorden. Tijdschriften zien het licht die de vorming in de levensstijl van de beweging beogen voor diverse doelgroepen, en er ontstaat een eerste studiecentrum.
Vooruitlopend op de globalisering aan het einde van het millennium presenteert de beweging zich in zijn totaliteit als een sociaal en kerkelijk organisme dat van nature internationaal, multicultureel en multi-etnisch is.

 

 

Consolidering en verdieping

In 1976 vindt in Rocca di Papa rond Mgr. Klaus Hemmerle, bisschop van Aken, de eerste ontmoeting plaats van bevriende bisschoppen. In het jaar daarna ontvangt Chiara in Londen de Templeton-prijs voor de vooruitgang van de godsdiensten, een beslissend moment voor de interreligieuze dialoog van de beweging die vanaf dan sterk groeit.
De Focolarebeweging is op dat ogenblik bij de meeste mensen nog onbekend en blijft veeleer in de schaduw, los van enkele meer zichtbare manifestaties van de jongeren. Er ontstaat een hele serie nieuwe sociale initiatieven, overal ter wereld. Te beginnen met Loppiano breiden de focolarestadjes zich uit. Er komt een degelijk en ruim verspreid cultuurtijdschrift, Nuova Umanità (Nieuwe Mensheid). In 1982 nemen in de Paulus VI-aula in Rome zevenduizend priesters en religieuzen deel aan een historische concelebratie met Johannes Paulus II. Twee jaar later bezoekt de paus het centrum van de beweging in Rocca di Papa.
Over haar contacten met de pausen schrijft Chiara: ‘Het overkomt me soms dat ik me, bijvoorbeeld op een audiëntie, één maak met de paus door me totaal open te stellen voor zijn woorden en dat ik dan de indruk krijg dat de hemel opengaat en ik contact ervaar met God in een eenheid zonder tussenpersonen.’
In deze periode komt voor het eerst ook een aantal met de beweging bevriende bisschoppen van verschillende kerken en kerkelijke gemeenschappen bijeen. Chiara neemt deel aan drie synodes, de eerste in 1985 naar aanleiding van de twintigste verjaardag van het einde van het concilie. En in 1988 ontvangt ze in Duitsland de Vredesprijs van Augsburg.
Consolidering en verdieping dus, tijd van geestelijke vorming voor de leden en aanhangers van de beweging, noodzakelijk voor al wat in de jaren ’90 en aan het begin van het derde millennium nog zal ontstaan.


Jaren van volheid

In 1990 verleent de Pauselijke Raad voor de Leken zijn goedkeuring aan de algemene statuten van de beweging. In datzelfde jaar sticht Chiara in samenwerking met Klaus Hemmerle het studiecentrum ‘Scuola Abbà’: hier wordt gepoogd om het leven van gemeenschap en de spiritualiteit van de eenheid ook te vertalen naar zijn betekenis voor de cultuur en voor de wereld van het denken in zijn verschillende facetten. In 1991 lanceert Chiara het project ‘Gemeenschapseconomie’, dat in korte tijd medestanders vindt in de vijf werelddelen met de deelname van talrijke ondernemers en bedrijven.
De drie laatste gebeurtenissen getuigen - en het zijn er maar enkele uit vele mogelijke voorbeelden - dat de spiritualiteit van de eenheid zijn inbreng begint te leveren aan de meest uiteenlopende menselijke realiteiten. De uitstraling die uitgaat van de nieuwe initiatieven is op de eerste plaats spiritueel, maar ook cultureel, zoals onder andere blijkt uit de zestien eredoctoraten die tussen 1996 en 2008 aan Chiara worden verleend en uit de prijzen die haar worden toegekend voor vredesopvoeding door de UNESCO in 1996 en voor mensenrechten door de Raad van Europa in 1998. Van meer dan twintig steden wordt Chiara in diezelfde periode ereburger.
Ook nog in deze tijdsspanne ontstaan, verbonden met het studiecentrum ‘Scuola Abbà’, allerlei originele initiatieven, pogingen om in verschillende sectoren de intuïties en verworvenheden van de nieuwe doctrine concreet toe te passen. Er openen zich nieuwe perspectieven in de theologie, de filosofie, de politiek, de economie, de media, de kunst, de psychologie, de pedagogie, de architectuur en zelfs in de sport. Dit proces is overigens nog in volle gang en ontsluit voortdurend nieuwe sectoren.
De talrijke Europese en intercontinentale reizen die Chiara onderneemt en die door de lokale en internationale media worden gevolgd, getuigen van de universele dimensie van het charisma van de eenheid.


Dialoog en nog eens dialoog

In de loop van haar reizen wordt bijzonder duidelijk dat de activiteiten van de beweging gericht zijn op de ‘vier dialogen’, zoals de katholieke Kerk die kent.
De eerste dialoog vindt plaats binnen de eigen Kerk en krijgt een sterke impuls aan de vooravond van Pinksteren 1998. Op een afgeladen vol Sint-Pietersplein waar meer dan driehonderdduizend leden van kerkelijke bewegingen en gemeenschappen samen zijn, houden Chiara en andere stichters van kerkelijke organisaties ieder een toespraak. De Geest blaast krachtig in een Kerk op weg naar het derde millennium.
Op oecumenisch vlak - een tweede dialoog - mag herinnerd worden aan het feit dat Chiara aan de Europese assemblee in Graz een ‘oecumenische spiritualiteit’ voorstelt. Ook denken we aan de vruchtbare contacten met de Wereldraad van Kerken en aan de veelbelovende dialoog tussen bewegingen van verschillende kerken zoals die vooral in Duitsland op gang komt en uitmondt in de twee evenementen ‘Samen voor Europa’ in Stuttgart, in 2004 en in 2007.
Het terrein van de interreligieuze dialoog brengt allicht de meest onverwachte ontwikkelingen voort, zoals het feit dat Chiara een constructieve opening tot stand weet te brengen in de relatie met de Afro-Amerikaanse moslims van imam W.D. Mohammed in de USA, een relatie die voortduurt. Chiara is de eerste blanke, christelijke vrouw die gesproken heeft in de moskee van Malcolm X in Harlem. Ook zijn er diepe contacten met de Theravada-boeddhisten van Chang Mai in Thailand, met talrijke groepen hindoes in India, met de boeddhistische beweging Rissho Kosei-kai in Japan,... Chiara wordt in 1994 gekozen tot erevoorzitster van de WCRP, de Wereldconferentie van Godsdiensten voor de Vrede. In januari 2002 wordt ze uitgekozen om samen met Andrea Riccardi in naam van de katholieke Kerk te spreken op de grote interreligieuze ontmoeting van Assisi die door paus Johannes Paulus II bijeengeroepen is.
Tenslotte is er de dialoog met mensen van niet-religieuze overtuigingen. Chiara zegt tot deze ‘amici’ of ‘vrienden’, zoals zij ze noemt: ‘Onze beweging heeft een universele roeping. Daarom is ons motto: “Dat allen één mogen zijn.” In dit “allen” zijn jullie inbegrepen. Wij kunnen niet zonder jullie.’
Daarnaast kunnen we ook nog de ontwikkelingen vermelden in het stadje Fontem in Kameroen, waar na een uiterst hartelijk en veelkleurig bezoek van Chiara in 2000 een authentiek project van ‘nieuwe evangelisatie’ ontstaat dat een heel volk mobiliseert, ingebed in het totaalproject van zijn maatschappelijke ontwikkeling.
Elk van deze dialogen komt voort uit de capaciteit van Chiara om ‘zich één te maken’ met iedere realiteit door middel van haar persoonlijke contacten. De bezegeling van deze periode vinden we uitgedrukt in de apostolische brief van Johannes Paulus II Novo millennio ineunte (Aan het begin van het nieuwe millennium). Daarin presenteert hij aan de Kerk een ‘spiritualiteit van gemeenschap’, waarmee de spiritualiteit van de eenheid, zoals die door de beweging altijd in praktijk is gebracht, een bijzondere affiniteit vertoont.


Aanbidding en dankbaarheid

In 2003 geeft Chiara bij gelegenheid van de zestigste verjaardag van de beweging een kort interview, waarin ze meer dan gewoonlijk iets blootgeeft van haar gevoelens. ‘Een dergelijk jubileum brengt me tot stille aanbidding. In al deze jaren heb ik onder mijn ogen een werk van God zien ontstaan, zien groeien en zich zien ontwikkelen. Van een klein zaadje is het, zoals Paulus VI indertijd al voorzag, een grote boom geworden die zijn takken uitstrekt tot aan het uiteinde van de wereld.’
Ze voegt er een lange lijst aan toe van redenen waarom ze een diepe dankbaarheid voelt jegens God, ‘die soms zo sterk is dat er geen plaats meer is voor iets anders. Ik bedank hem voor alles en voor altijd, voor duizend en een dingen. Voor het feit dat hij me heeft doen geboren worden in zijn Kerk en mij gekozen heeft als zijn instrument; voor het feit dat hij me kind van God heeft gemaakt en focolarina; voor het feit dat hij me gevoed heeft met de eucharistie, de band van de eenheid; voor het overvloedige licht van het charisma van de eenheid dat hij me heeft gegeven, voor mij en voor velen; voor mijn geestelijke familie die daaruit is voortgekomen; voor het feit dat hij me als eerste het geheim van de eenheid heeft doen kennen, Jezus in zijn verlatenheid op het kruis; voor het honderdvoud in alle opzichten dat ik heb ondervonden; voor de vele keren dat hij mijn geloof bevestigd heeft; voor het feit dat hij me de liefde heeft aangewezen als het allerhoogste goed; voor het feit dat hij me een moeder heeft gegeven, Maria; voor het feit dat hij me minstens een beetje heeft laten deelhebben aan haar universele moederschap; voor het feit dat hij mijn zonden heeft vergeven; voor alle momenten van lijden die hij heeft toegelaten; voor het feit dat hij mijn hart heeft geopend voor de hele mensheid; voor de rijkdom aan jaren die hij me heeft gegeven, als teken van zijn liefde. En voor nog zoveel meer.’
Op de vraag naar de toekomst van de beweging is haar antwoord eenvoudig: ‘Die ken ik niet. Die staat geschreven in de hemel. Aan ons de taak om die te interpreteren en in te vullen, zoals we tot nu toe met de hulp van God hebben proberen te doen, en nog beter.’


De laatste beproeving

De laatste drie jaren van het avontuur van Chiara zijn de moeilijkste. De gekruisigde en verlaten Jezus presenteert zich ‘op een plechtige manier’, zoals ze zegt, in een duisternis waarin God lijkt ondergegaan zoals de zon achter de horizon. Toch gaat Chiara door met liefhebben, moment voor moment, de ene medemens na de andere. Ze blijft ‘het plan van God’ met de beweging dienen. Ze volgt alle ontwikkelingen tot op de laatste dag, waaronder tot haar vreugde de goedkeuring door het Vaticaan van de op te richten nieuwe universiteit ‘Sophia’. Een ding is en blijft haar wens: ‘Vader, mogen allen één zijn!’, en samen met de beweging de woorden van de Belgische theoloog Jacques Leclercq te mogen herhalen: ‘Op die dag, mijn God, zal ik naar u toekomen met mijn stoutste droom: u de wereld te brengen in mijn armen.’

Chiara overlijdt op 14 maart 2008. De laatste maand brengt ze door in het Gemelli-ziekenhuis te Rome. Daar werkt ze nog haar correspondentie af en neemt beslissingen die voor de beweging belangrijk zijn. Ze ontvangt er ook een brief van de paus die ze vaak leest en die haar troost geeft.
In de laatste dagen spreekt ze herhaaldelijk de wens uit om naar huis te gaan. Die wens wordt vervuld. Ze kan afscheid nemen van haar eerste vriendinnen, vrienden en naaste medewerkers.
Op de avond voor haar overlijden komen enkele honderden mensen naar haar huis en terwijl Chiara steeds zwakker wordt en langzaam wegzinkt, komen ze één voor één haar kamer binnen, urenlang, om haar te zien, haar stilletjes te groeten, haar een woordje te zeggen. De ontroering is groot, maar sterker is het geloof in de liefde. Het Magnificat wordt gezongen voor de grote dingen die God in Chiara heeft gedaan, en velen vernieuwen hun inzet om het evangelie te beleven en dus om lief te hebben, in haar spoor.

 

‘Zie je, ik ben een schepsel dat door deze wereld

trekt. Ik heb veel mooie en goede dingen gezien

en werd altijd alleen daardoor aangetrokken. Op

een dag (een onbepaalde dag) heb ik een licht gezien.

Het leek me mooier dan alle andere mooie dingen en

 ik heb het gevolgd. Ik zag in dat het de Waarheid was.’


[ uit een brief van Chiara Lubich van de jaren ’40 ]

 

(Bijlage bij Nieuwe Stad Magazine - APRIL 2008)

 

 


Reageer hier op dit artikel

Naam :
E-mail :
Tekst :



Archief

10-2008Met een hart voor jongeren - (pdf)
09-2008Zij voor mij en ik voor hen
06-2008De waarheid van de ogen
05-2008Wie niet liefheeft, is al gestorven
04-2008Uniek charisma van eenheid
04-2008Chiara Lubich - fotoalbum - (videofragmenten)
04-2008Het leven van Chiara Lubich
03-2008Arbeid in een geest van verbondenheid
02-2008Herstelrecht
01-2008Vrijkomen uit de droefheid
12-2007Creatieve minderheden
11-2007Kunst in de gevangenis
10-2007Sport voor iedereen
05-2007Reinigingsmiddelen voor mensen met zorg
© Nieuwe Stad - Beatrijslaan 76 A, B-3110 Rotselaar - nieuwe.stad@scarlet.be - www.nieuwestad.be
© 2014 browsbox - Nieuwe Stad