Nieuwe Stad Magazine
Beatrijslaan 76 A
B-3110 Rotselaar
nieuwe.stad@scarlet.be
www.nieuwestad.be
 

 

 

De dokter zei:

U hebt de ziekte van Parkinson

 

Herman Wouters

 

GESPREK MET LUC REYNAERT

Het jaar weet ik niet meer, maar het was een avond in mei. Ik zat in mijn zetel en merkte plots dat mijn rechterhand begon te trillen. Ik moest kort daarna naar de medische controle op mijn werk. Op het einde van het onderzoek vroeg de dokter me: ‘En, hoe gaat het er voor de rest mee?’ Toen sprak ik van dat lichte beven, maar ik voegde eraan toe dat ik me daar geen zorgen over maakte. Maar hij nam het ernstig. Ik moest naar mijn huisarts, die me doorstuurde naar een neuroloog. Die neuroloog onderzocht me en besloot: ‘We kunnen niet met een kanon naar een mus schieten. Kom eens terug als het erger wordt.’

In mijn vakantie maakte ik gewoonlijk op mijn eentje fietstochten, vaak in Zuid-Frankrijk. Het is er prettig fietsen op die smalle weggetjes met weinig verkeer en ik had gemakkelijk contact met andere mensen. De laatste vakantie daar viel tegen. Op het moment dat ik een steile helling opfietste, wilde ik mijn stuur loslaten om naar een kleinere versnelling over te schakelen, maar mijn hand gehoorzaamde niet meer en bleef aan het stuur kleven.

 


Toen besefte ik dat het niet zo best meer ging en dat ik een punt moest zetten achter het reizen met de fiets. Ik ben de laatste dagen van mijn vakantie in kleine etappes langs een rivier blijven rijden. Het ging moeizaam, maar toch genoot ik van het klimaat en de natuur. Op een avond kwamen twee Nederlandse meisjes per fiets de camping opgereden en ze plaatsten hun tent naast de mijne. We geraakten in gesprek. Ze zaten in de put, hadden de moed verloren en wilden hun fietstocht beëindigen. Ik vertelde hen wat mij overkomen was en dat mijn lichaam niet goed meer mee kon, maar dat ik probeerde om het mooie te ontdekken en zo toch kon genieten van het landschap, van de sfeer van die zomeravond en van de rust op de camping. De volgende morgen vond ik een briefje van hen: ‘U hebt met zoveel enthousiasme verteld dat we weer moed hebben om onze tocht verder te zetten.’

 

Ik besefte dat het niet zo best meer ging

en dat ik een punt moest zetten achter het reizen met de fiets.

 


Terug in België ben ik onmiddellijk opnieuw naar de neuroloog gegaan. Die zei me: ‘Vijf jaar geleden wist ik al wat er aan de hand was. U hebt de ziekte van Parkinson. Dit is niet te genezen, maar met medicatie wel wat te verbeteren. U zal moeten stoppen met werken.’
Eigenlijk was ik opgelucht dat ik mocht stoppen met werken. Ik werkte in een drukkerij aan een drukmachine, maar had dat nooit graag gedaan. Elke morgen aan de deur van drukkerij moest ik mezelf motiveren om die dag mijn kleine steentje bij te dragen voor de goede gang van zaken in de wereld en natuurlijk ook om mijn portemonnee te spijzen. Ik had wel een zekere voldoening als ik de stapel keurig gedrukt papier zag die ik afgeleverd had. Maar toen mijn werkgever van goed naar minderwaardig materiaal overschakelde, was de pret eraf. Nu nog vraag ik me soms af waar ik het geduld vandaan haalde om dat werk te blijven doen. Dankzij de ziekte van Parkinson werd ik van een grote last verlost en was ik in een soort euforie.

Ik wist niet veel van de ziekte af. Het heeft alles te maken met een tekort aan dopamine in de hersenen met heel vervelende gevolgen. Wat je vroeger spontaan deed, begint meer en meer inspanning te vragen: aan- en uitkleden, stappen, schrijven,… Toen ik eens met een oud-leraar over mijn ziekte sprak, antwoordde die: ‘Er staat je nog heel wat te wachten.’ Maar ik dacht: ‘Ik leef nu.’

 


Ik ben terug naar Brugge, mijn geboortestad, verhuisd naar een sociale wijk met veel jonge mensen. Dat was een mooie periode. Aanvankelijk voelde ik me niet op mijn gemak bij die jongeren. Op een keer zag ik enkele jongens voetballen op het grote plein in het midden van de appartementsblokken. Ze waren maar met drie en ik dacht dat een vierde speler misschien welkom zou zijn. Ik ben naar hen toegegaan en heb gevraagd of ik mocht meespelen en zo is het contact met de buurt begonnen. Later organiseerde ik met enkele andere mensen een wijkfeest en kwam ik op het idee om volksspelen te maken.

Maar de ziekte in mijn hersenen speelde me meer en meer parten. Het werd met de jaren moeilijker en ook het contact met sommige jongeren vertroebelde. Toen besliste ik om dichter in de buurt van twee zussen te gaan wonen. Ook dat was een mooie tijd. Ik had een tuin en een werkplaats op zolder en kon ’s middags gaan eten in een sociaal centrum. Maar soms was ik als aan de grond genageld en kostte het me enorm veel moeite om een stap te doen. Als ik niet in vorm was, kon ik haast niet bewegen. Ik moest ook voortdurend opletten om niet te vallen. Als de medicatie haar werk deed, voelde ik me goed en kon ik de dingen doen die ik wilde doen. Misschien nam ik toch teveel hooi op mijn vork.

 

Soms was ik als aan de grond genageld

en kostte het me enorm veel moeite om een stap te doen.

 


Kort geleden zakte ik plots door mijn knieën, enkele keren na elkaar. Kwam het door de vermoeidheid? Ik had de dag voordien een té lange wandeling gemaakt. Mijn zus bracht me naar het ziekenhuis. Ik kon geen vin meer verroeren en ik had ongekende, hevige pijn. Het was donker, doodstil en ik dacht dat ik in een kist lag. Ik begon te roepen op de verpleegsters want ik voelde me in een folterkamer. Als dit Parkinson was, dan wilde ik niet meer verder leven. Toen de verpleegsters kwamen, verweet ik hen dat ze beulen waren om dit toe te laten en ik vroeg hen om een spuitje zodat het zou stoppen. Ze antwoordden me dat ze er waren om de mensen te helpen en niet om hen te doden.

Maar alles gaat voorbij, zo ook die vreselijke fysieke pijn. Dankzij de inzet van de dokters, de verpleegsters en mijn familie ben ik uit die put gekomen. Het gaat nu stukken beter. Ik moet wel anders leven dan voordien: mijn medicatie moet ik stipt innemen; ik ben volledig gestopt met fietsen; de zolder en mijn werkkamer zijn leeggemaakt; ik moet elke stress vermijden en elke dag als een geschenk zien, genieten van al het mooie, de hulp die ik ontvang waarderen,…


Ik wil geloven dat God elke mens bemint en dat ik geen uitzondering ben. Soms heb ik het verlangen om God lief te hebben en stel ik me de vraag hoe ik hem kan dienen. Dat is toch de bedoeling van ‘gods-dienst’? Ik denk dat we God dienen door niet alleen om onszelf bekommerd te zijn, maar evenzeer om onze medemensen. Elke minimale poging om vriendschap te geven is een geschenk voor God.

 

[ Tekeningen: Ides Callebaut ]

 

 

De overname van teksten van deze website is toegelaten voor elk niet-commercieel doel mits vermelding: © Nieuwe Stad Magazine - Antwerpen

______________________________

 

'Wat de bewoners van deze stad nog het meest typeert,

is dat ze diepere levenservaringen delen met elkaar.'


[ lees het artikel 'Loppiano' hier ]


Reageer hier op dit artikel

Naam :
E-mail :
Tekst :



Archief

04-2009Zie me graag
10-2008Enkele overtuigingen van F. Vandenbroucke - (pdf)
09-2008Vakantie
06-2008Zie hen graag
05-2008Ons-beschikkingsrecht
04-2008Emoties als muzikant - (muziek)
03-2008De dokter zei: U hebt de ziekte van Parkinson
02-2008Kick van wereldwijde verbondenheid
01-2008Winter van Antwerpen
12-2007Hé, wat gebeurt daar
11-2007Een boot die niet zinkt
10-2007Respiro
09-2007Weten hoe het kan zijn
05-2007Oogarts in het vizier
04-2007Kleur je stad - (pdf)
12-2006Strips barstensvol vrede
© Nieuwe Stad - Beatrijslaan 76 A, B-3110 Rotselaar - nieuwe.stad@scarlet.be - www.nieuwestad.be
© 2014 browsbox - Nieuwe Stad