![]() |
Nieuwe Stad Magazine Beatrijslaan 76 A B-3110 Rotselaar nieuwe.stad@scarlet.be www.nieuwestad.be |
Herman Wouters
We nemen de koffie mee naar zijn bureau. Er is teveel lawaai voor een rustig gesprek in de Spuye, het café van het Sportkot van de Universiteit van Leuven. Bart Vanreusel gaat me voor. Hij is hoogleraar aan de faculteit bewegings- en revalidatiewetenschappen en onder andere ook voorzitter van de ‘Vlaamse sportraad’, een adviesorgaan voor het Vlaams Parlement.
H. Wouters: U bestudeert reeds jaren de sport als sociaal gegeven. Kunt u eens samenvatten waarom sport voor iemand zo deugddoend is?
B. Vanreusel: Een mens die sport is een mens op zijn best. En dan bedoel ik sporten in de breedste zin van het woord: van het spelende kind tot de presterende atleet. Die oude idee van de ‘homo ludens’ (spelende mens) wordt in de sport nog elke dag reëel. Mensen die op een inspannende of ontspannende manier actief zijn, voelen zich goed. Dat is zo in alle culturen. Een serieuze fysieke inspanning is weldadig zowel voor een individu als voor een groep, ook voor mensen die met elkaar nauwelijks contact hebben. Als ze samen sporten, zie je dat ze veranderen. Ze bloeien open. Fysiek bewegen heeft daarnaast een sterk vormende kracht.
H. Wouters: Liggen er bij topatleten geen andere accenten: hebben zij nog plezier van hun sport?
B. Vanreusel: Topsport is schitterend. Het is een mens- en grensverkennende activiteit en daar is op zich niets mis mee. Spijtig genoeg is de topsport helemaal in de greep gekomen van onze spektakelmaatschappij en is er heel wat ruis op komen zitten: onwaarden, overdrijvingen, uitbuiting, gebruik van middelen om prestaties te verhogen,… Ondanks die negatieve waarden blijft sport een heel vermenselijkend gegeven. In de prestatiesport gaat het eigenlijk om het verkennen van de menselijke beperking. In onze huidige maatschappij wordt dat opgeklopt tot een spektakel, maar het heeft meer te maken met nederigheid en met het erkennen van onze limieten.
H. Wouters: Is de ‘sport voor allen’-idee die in Vlaanderen in de late jaren zestig is ontstaan, verder in positieve zin geëvolueerd?
B. Vanreusel: In die periode kende heel West-Europa een democratisering en sport kwam in het bereik van iedereen. Het werd van toen af aanvaard dat je als niet echt vaardige atleet toch in een trainingspak rondliep. Misschien werd er in die trainingspakken wel meer het gras afgereden of huizen gemetst dan aan sport gedaan, maar het was een uiting van de democratiseringsgedachte. Daarvoor deden alleen jonge stoere mannen aan sport. In de huidige cultuur is het voor alle leeftijden vanzelfsprekend geworden dat ze fysiek actief zijn, en dat zowel voor mensen die daarin bedreven zijn als voor hen die dat niet zo goed kunnen. Sport is een deel geworden van ons alledaagse leven en dat heeft die ‘sport voor allen’-beweging gerealiseerd. Meer dan vroeger sluiten mensen zich aan bij sportverenigingen.
‘Als mensen samen sporten,
zie je dat ze veranderen.
Ze bloeien open.’
Van de andere kant zien we dat de fysieke fitheid van de bevolking er gemiddeld gezien niet op vooruit is gegaan. En dat is een beetje een tegenspraak. Eén van de verklaringen is dat regelmatig spontaan bewegen voor de fysieke fitheid belangrijker is dan explosieve sportieve uitspattingen: de fiets nemen in plaats van de auto, de trap nemen in plaats van de lift, enz. In onze samenleving wordt de zittende mens verheerlijkt. Sport is een goede manier om tegen die sedentaire samenleving in te gaan.
H. Wouters: Hoe is het met de jeugd? U hebt daar onderzoek over gedaan.
B. Vanreusel: Ook jongeren sluiten zich meer dan ooit aan bij een sportclub. In Vlaanderen zijn ongeveer zes jongens op tien en vier meisjes op tien tussen hun 12 en 18 jaar lid. En dat is enorm veel in vergelijking met bijvoorbeeld de jeugdbewegingen. Een kanttekening daarbij is dat er een hele hoge ‘drop-out’ is. Veel jongeren stoppen snel met sporten. Vaak is dat omdat ze zich niet thuis voelen in de sportclub. De coach heeft maar oog voor die elf ‘goeie’ voetballers en de anderen worden aan de kant gezet en geraken gedemotiveerd. De sportomgeving is met andere woorden niet voor alle jongeren even aantrekkelijk. Ik vind dat sport een belangrijke opvoedkundige en sociale rol te vervullen heeft en dat we een sportsysteem moeten ontwikkelen dat oog heeft voor iedereen en niet alleen voor de ‘goeie’. Er zijn schitterende voorbeelden van moderne clubs die er voor zorgen dat hun jongeren allemaal aan hun trekken komen en die ondertussen toch ook goede wedstrijdteams kunnen opstellen.
H. Wouters: U werkte mee aan een project sport en vrede in Kosovo. Bevordert sport de vrede?
B. Vanreusel: Zoals vele andere cultuuruitingen kan sport het beste in een mens naar boven brengen maar ook het slechtste. Het is geen toverdrankje dat plots de mensen vredevol maakt, maar sport heeft toch een enorme kracht, ook symbolisch. Ik heb dat kunnen meemaken na het gewapende conflict in Kosovo. Toen de bombardementen gestopt waren, zijn de Verenigde Naties gestart met een opbouwprogramma waarbij de sportfederaties onmiddellijk terug werkten. 600.000 jongeren hadden door de oorlog geen enkele vorm van onderwijs of georganiseerde opvoeding meer. Met die federaties was er opnieuw een structuur. Ik denk ook aan dat contact tussen die Kosovaar en die Serviër tijdens een basketwedstrijd. Het was de allereerste handdruk tussen bevolkingsgroepen die elkaar de weken voordien hadden beschoten. Ik heb die wedstrijd bekeken. In het begin verliep die heel stroef maar op het einde ging dat heel vlot. De dag nadien waren er wel betogingen in de stad tegen die wedstrijd…
‘Het is geen toverdrankje dat
plots vredevol maakt, maar sport
heeft toch een enorme kracht.’
Rond sport en vrede zijn er heel wat initiatieven: de Verenigde naties hebben een speciale afdeling voor sport en ontwikkeling. Op dit moment zetten wereldwijd een 300-tal Ngo’s ontwikkelingsprojecten op met sport en spel, ook in conflictgebieden. Men merkt dat men met sport een heel laagdrempelig aanspreekpunt heeft op plaatsen waar andere dingen systematisch falen. De actie ‘Buurtbal’ waar verschillende steden in Vlaanderen aan mee doen, loopt heel goed. Basket, handbal en voetbal worden actief ingezet in kansarme buurten. Het is een schitterend initiatief, het kost niet veel en vraagt alleen maar wat engagement. Men bereikt er een groot aantal kansarme jongeren mee die gezamenlijk iets opzetten en die een vorm van succesbeleving hebben. Spijtig genoeg krijgen ze zelden media-aandacht.
Lees ook het artikel van Bart Vanreusel: Honderduit.
Prof. Bart Vanreusel
[ Foto's: Eef Ieven ]
De overname van teksten van deze website is toegelaten voor elk niet-commercieel doel mits vermelding: © Nieuwe Stad Magazine - Antwerpen
______________________________
'Wat de bewoners van deze stad nog het meest typeert,
is dat ze diepere levenservaringen delen met elkaar.'
[ lees het artikel ‘Loppiano’ hier ]
Reageer hier op dit artikel |
Archief | |
10-2008 | Met een hart voor jongeren - (pdf) |
09-2008 | Zij voor mij en ik voor hen |
06-2008 | De waarheid van de ogen |
05-2008 | Wie niet liefheeft, is al gestorven |
04-2008 | Uniek charisma van eenheid |
04-2008 | Chiara Lubich - fotoalbum - (videofragmenten) |
04-2008 | Het leven van Chiara Lubich |
03-2008 | Arbeid in een geest van verbondenheid |
02-2008 | Herstelrecht |
01-2008 | Vrijkomen uit de droefheid |
12-2007 | Creatieve minderheden |
11-2007 | Kunst in de gevangenis |
10-2007 | Sport voor iedereen |
05-2007 | Reinigingsmiddelen voor mensen met zorg |